Inhaltsbereich
Cultuur & Toerisme - Schloss Surenburg
Het Huis Surenburg maakt deel uit van de eerder kleine waterburchten van Westfalen, maar is desondanks het belangrijkste wereldlijke bouwwerk van de regio Tecklenburg en behoort op basis van haar ligging en uitzicht tot de uiterst pittoreske kastelen van de regio Münster.
Het totaalbeeld wordt ook sterk bepaald door de vele lanen met hoge bomen en door het gevarieerde, ver uitgestrekte woud met inheemse en exotische boomsoorten, dat het kasteel en zijn huishoudgebouwen en tuinen als het ware omringt.
Geschiedenis
Over het ontstaan en de oorspronkelijke taak van de Surenburcht zijn er geen berichten in oorkondes overgebleven. Men kan vermoeden dat het landhuis pas na de verovering van Bevergern in het jaar 1400 door de bisschop van Münster werd gesticht in de uitgestrekte moerassige laaglanden van de Bevergernse Aa. Erg laat, pas in 1474, wordt het huis in een oorkonde vermeld. In die tijd was het de woonplaats van de heren van Langen, in 1612 werd het eigendom van het geslacht van Münster, en door een verkoop ging het over aan Carl Heinrich Heereman von Zuydtwyck, een landedelman uit Roermond in Nederland. Zijn nakomelingen wonen noch steeds in de adellijke woonst.
Bouwgeschiedenis
Met zijn coherente constructie en drie vleugels ziet het kasteel er typisch achttiende-eeuws uit. Deze eerste indruk is nochtans bedrieglijk, want de huidige toestand verbergt meerdere fases van een complexe bouwgeschiedenis, die men er niet zo gemakkelijk van kan aflezen. Daarom volgen hieronder enkele korte toelichtingen:
Het oudste gedeelte is de rechter vleugel in het oosten, die in feite een huis uit de tweede helft van de zeventiende eeuw was, met twee verdiepingen en twee hoofdruimtes met hun zijkamertjes. Aan de noordoostelijke hoek bevond zich een grootse ronde toren. Aan de noordkant was het verbonden met een smalle, ietwat lagere vleugel. Dit herenhuis was eerst gelegen op een eigen eiland, waar vandaan een brug naar het voor de burcht gelegen landgoed voerde, dat dan weer aan drie kanten door lage agrarische gebouwen omheind was.
Rond het jaar 1752 ontstond de grote Franse tuin in het westen. Vermoedelijk werden kort daarna, eveneens voor 1808, de gebouwen van de voorburcht afgebroken en de gracht naar de hoofdburcht gedempt. Daarbij werd ook de noordelijke vleugel vergroot en de westelijke vleugel bijna volledig herbouwd. Op de geëffende voorburcht werd later het gebouw voor de boekhouding opgetrokken; de agrarische gebouwen op de voorburcht in het zuidwesten werden aanzienlijk veranderd.
In zijn totaliteit bekeken ontstond dus uit een voor het Munsterland typische renaissanceburcht met haar tweevleugelig herenhuis, haar hoofd- en voorburcht en haar voor de burcht gelegen landgoed vervolgens een kasteeltje met drie vleugels naar typisch Nederlandse smaak.
In de latere bouwfase van 1850 werd in de tuin een serre toegevoegd en in de periode 1865-1867 werd de burchtkapel gebouwd. In 1868, 1876 en 1884 werd de oorspronkelijk sobere façade met enkele renaissancedaken en -gevels, een traptoren en de grote buitentrap verrijkt.
Bezoeken
Omdat een rondleiding in het binnen het kasteel niet mogelijk is, wordt hier het bouwwerk beschreven zoals men het tijdens een rondgang rond de buitengrachten kan zien. Het beste zicht verkrijgen we vanaf de brug aan de hoofdingang die naar het binnenhof van het kasteel leidt. Ten gevolge van de verbouwing van reeds bestaande delen is de drie-vleugel-constructie ontstaan, die naar voren toe smaller wordt en erg samengedrukt overkomt. Tegenover de façades van de zijvleugel, die in 1876 met renaissancegevels en wielreliëfs versierd werd, treedt de klassiek vlakke middenrisaliet sterk terug. In het driehoekige timpaanveld is het grote dubbele familiewapen van de familie Heereman-Merode in vormen van de uitlopende Rococo aangebracht.Het geheel streeft naar symmetrie, iets wat erg overeenstemt met de typische smaak van de tijd rond de wissel van de 18de naar de 19de eeuw en wat door de grote buitentrap van 1881 nog meer benadrukt wordt. Alleen de traptoren, die in 1876-78 nieuw aangebouwd werd, veroorzaakt een kleine onregelmatigheid in het totaalbeeld en wil met zijn gotische vormen een bouwwerk uit de Middeleeuwen suggereren.
Rechts ligt het boekhoudergebouw uit het jaar 1832 met het dubbele wapenschild van Heereman van Oer. Het is een classicistisch huis met strenge vormen en drie assen (hartlijnen) aan alle zijden met een vierkante plattegrond.
Wanneer we tegen de wijzers van de klok in om het kasteel lopen, dan verdeelt zich de gracht al snel in zowel een huisvijver, waaruit gebouw oprijst, als in de buitengracht, die een eiland omringt dat vroeger als wasplaats dienst deed.
Aan de noorderweg stond de forse ronde toren. Zijn plaats kan men amper en enkel nog met behulp van een loodrechte muurnaad reconstrueren.
De aantrekkelijkheid van de noordkant kunnen we toewijzen aan de kasteelkapel, die direct uit het water van de huisvijver opstijgt en die aan de heilige Aloysius gewijd is. Op handige wijze heeft de architect, Hilger Hertel de Oudere uit Münster, hier tussen de jaren 1865-1867 de wat ongelukkige knik in de achtergevel van het slot weten te verbergen. Het kleine, in hooggotische vormen opgetrokken gebouw brengt een lievelingsgedachte van de Duitse romantiek tot uitdrukking; de kathedraal die uit het onvaste, vloeiende water opstijgt in de ongrijpbare, etherische lucht. Bovendien komt haar spiegelbeeld in het stilstaande water over als een fopbeeld van de werkelijkheid.
Een loodrechte baksteenpartij in de muur voor het voorlaatste venster geeft de plaats aan waar het kasteel in de achttiende eeuw werd vergroot.
Als wij verder wandelen vallen ons als eerste de vele verschillende boomsoorten op. Ze behoren tot de destijds omvangrijke Franse tuin, die rond 1752 aangelegd werd en nadien in de stijl van een Engelse tuin werd aangepast.
Voor de bezoeker valt verder niet veel meer te zien, vandaar dat alleen nog dient te worden vermeld, dat het kasteel één van de zeer weinige, in enkele delen goed bewaard gebleven exemplaren van dit type in Westfalen is. Het bijzondere kenmerk zijn de plantsoenen van de paden, tuinbedden en bosjes, die geometrisch op een tekenbord ontworpen werden en die omrand worden door regelmatig gesnoeide struiken en door steengalerijen en beelden.
De serre met grote vensters in de driedelige afsluiting werd in 1850 gebouwd om planten in op te nemen die niet winterhard waren, vooral palmbomen en sinaasappelboompjes, wat haar dan ook de naam “ORANGERIE” opleverde.
Verder naar het westen toe is er aansluiting met de moestuin, die nog steeds door het met waterlelies en oeverriet begroeide water wordt omgeven.
Omgeving
De omgeving van het kasteel Surenburg maakt deel uit van het Ostmünsterland, waarvan de oppervlakte overwegend met zandsoorten uit de ijstijd bedekt is. Door deze ophogingen zijn min of meer gelijkvormige vlaktes ontstaan, die in vlaktes van een verschillende hoogte opgesplitst zijn.
De Bevergernse Aa volgt de noordwest gerichte helling en overbrugt op een afstand van ongeveer 2,5 km een hoogteverschil van 2m. Wanneer we de hoogtegegevens op één lijn van het westen naar het oosten vergelijken, dan krijgen we de volgende rij van getallen: 49m - 41m - 43m telkens boven de zeespiegel. Deze hoogtes zijn eveneens verdeeld over een afstand van bijna 2,5 km. Daarbij bedraagt het grootste hoogteverschil 8 meter, de daaropvolgende slechts 2 meter en de laatste stijgt tot 6 meter.
Kenmerkend is dus een levendig op en af van de terreinoppervlakte, die echter van geen enkel punt uit geheel kan worden overzien, omdat struik- en bospercelen het zicht versperren.